Je hebt vier vormen van aangepast badminton:
Spelregels aangepast badminton. Cursieve tekst geeft de wijziging aangepast badminton weer t.o.v. het valide spel.
DEFINITIES
Speler
Iemand die badminton speelt
Partij *)
Een krachtmeting tussen 1 of 2 spelers aan iedere zijde
Partij *)
De 1 of 2 spelers aan één zijde van het net
Enkelspel
Een partij met één speler aan iedere zijde
Dubbelspel
Een partij met twee spelers aan iedere zijde
Serverende partij
De partij die mag serveren
Ontvangende partij
De partij tegenover de serverende partij
Rally
Een slagenwisseling van één of meer slagen beginnend
met de service
Slag
Een voorwaartse beweging van het racket van een speler
*) Opmerking: Uit de context is duidelijk in welke zin de term “partij’ wordt gebruikt.
Spelregel 1
Baan en baanuitrusting
1. De baan moet een rechthoek zijn die is uitgezet met 40 mm brede lijnen zoals aangegeven in figuur A. Voor aangepast badminton gelden de onderstaande banen zoals in bovenstaande tekeningen zijn aangegeven.
2. De belijning van de baan moet gemakkelijk te onderscheiden zijn en bij voorkeur een witte of gele kleur hebben.
3. Alle lijnen maken deel uit van het gebied dat zij begrenzen.
4. De palen moeten 1.55 m hoog zijn gemeten vanaf de vloer. Zij moeten loodrecht blijven staan wanneer het net is gespannen zoals aangegeven in spelregel 1.10. De palen of de paalsteunen mogen niet voorbij de zijlijn voor dubbelspel binnen de baan staan. De palen moeten de onderstaand beschreven hoogte hebben gemeten vanaf de vloer en moeten loodrecht blijven staan wanneer het net is gespannen zoals aangegeven in spelregel 1.10:
1. Zitbadminton : 1.20 meter
2. Rolstoelbadminton : 1.55 meter
3. Staand badminton : 1.55 meter.
5. De palen moeten op de zijlijnen van de baan voor dubbelspel staan zoals aangegeven in figuur A ongeacht of er enkelspel of dubbelspel wordt gespeeld.
6. Het net moet gemaakt zijn van dun koord van een donkere kleur en gelijke dikte met mazen van minimaal 15 mm en maximaal 20 mm in het vierkant.
7. Het net moet 760 mm hoog zijn en tenminste 6.10 m breed.
8. De bovenkant van het net moet zijn gezoomd met een 75 mm brede witte band, dubbelgeslagen over een door de band geregen koord of draad. De band moet op het koord of de draad rusten.
9. Het koord of de draad moet stevig gespannen zijn. op gelijke hoogte met de bovenkant van de palen.
10. De bovenkant van het net moet in het midden van de baan 1.524 m en bij de zijlijnen voor dubbelspel 1.55 m boven de vloer hangen..De bovenkant van het net moet respectievelijk in het midden en boven de zijlijn voor dubbelspel de onderstaand beschreven hoogte hebben:
1. Zitbadminton : 1.176 en 1.20 meter
2. Rolstoelbadminton : 1.522 en 1.55 meter
3. Staand badminton : 1.524 en 1.55 meter
11. Er mag geen ruimte zitten tussen de zijkant van het net en de palen. Zonodig moet het net over de gehele zijkant aan de palen worden gebonden.
Figuur A : Baan voor dubbelspel en enkelspel
Spelregel 2
Shuttle
1. De shuttle moet van natuurlijk materiaal en/of kunststof zijn gemaakt. Ongeacht het materiaal waarvan de shuttle is gemaakt, moeten de vluchteigenschappen in het algemeen gelijk zijn aan die van een shuttle met natuurlijke veertjes en een kurken dop die met een dun lapje leer is overtrokken.
2. De veren shuttle
2.1 De shuttle moet 16 veertjes hebben die in de dop zijn bevestigd.
2.2 De veertjes van een shuttle moeten even groot zijn, gemeten van de top tot aan de bovenkant van de dop. De veertjes moeten tussen 62 en 70 mm lang zijn.
2.3 De toppen van de veertjes moeten een cirkel vormen met een diameter tussen 58 en 68 mm.
2.4 De veertjes moeten met draad of ander geschikt materiaal stevig zijn vastgemaakt.
2.5 De dop moet een diameter hebben tussen 25 en 28 mm en moet een bolle onderkant hebben.
2.6 De shuttle moet een gewicht hebben tussen 4.74 en 5.50 gram.
3. De niet-veren shuttle
3.1 Een kelk of nagemaakte veren van kunststof vervangt de natuurlijke veertjes.
3.2 De dop moet aan de in spelregel 2.2.5 gestelde eisen voldoen.
3.3 De maten en het gewicht moeten overeenstemmen met spelregel 2.2.2, 2.2.3 en 2.2.6.
Gezien het verschil in soortelijk gewicht en andere eigenschappen van kunststoffen in
vergelijking met veren, is een afwijking van maximaal 10% toelaatbaar.
4. Op plaatsen waar de atmosferische toestand ten gevolge van hoogte of klimaat de standaardshuttle ongeschikt maakt mag met goedkeuring van de desbetreffende nationale organisatie van de bovenstaande omschrijving worden afgeweken, mits er geen afwijking van belang aan het algemene ontwerp, de snelheid en de vlucht van de shuttle wordt aangebracht.
Spelregel 3
Shuttletest
1. De shuttletest moet met een volle onderhandse slag worden uitgevoerd, waarbij de shuttle boven de achterlijn wordt geraakt. De shuttle moet onder een opwaartse hoek worden geslagen evenwijdig aan de zijlijnen.
2. Een shuttle met de juiste snelheid moet tussen 530 mm en 990 mm vóór de tegenoverliggende achterlijn neerkomen, zoals aangegeven in figuur B.
FIGUUR B: EVENTUELE MERKTEKENS VOOR SHUTTLETEST OP DUBBELBAAN
Spelregel 4
Racket
1. Het racket moet een frame zijn met een totale lengte van maximaal 680 mm en een totale breedte van maximaal 230 mm. De belangrijkste delen van het frame worden beschreven in spelregel 4.1.1 tot en met 4.1.5 en geïllustreerd in figuur C.
1. Het handvat is het deel van het racket waarmee een speler het racket vasthoudt.
2. De bespanning is het deel van het racket waarmee een speler de shuttle dient te slaan.
3. Het blad van het racket omringt de bespanning.
4. De steel van het racket verbindt het handvat met het blad (zie ook spelregel 4.1.5).
5. De hals van het racket (indien aanwezig) verbindt de steel met het blad.
Figuur C : Racket
Spelregel 5
Toegestaan materiaal
De ISF bepaalt of een racket, shuttle of ander materiaal of prototypes die worden gebruikt bij het spelen van badminton voldoen aan de gestelde eisen. De ISF kan dit doen op eigen initiatief of op verzoek van iedereen die hiervoor een gegronde reden heeft, zoals spelers, wedstrijdfunctionarissen, fabrikanten, nationale organisaties en hun leden.
Spelregel 6
Toss
1. Voordat het spel begint moet er getost worden. De winnaar van de toss moet kiezen uit de mogelijkheden genoemd in spelregel 6.1.1 of 6.1.2:
1. eerst serveren of eerst ontvangen;
2. aan de ene dan wel aan de andere kant van het net beginnen.
2. De verliezer van de toss maakt vervolgens de overgebleven keuze.
Spelregel 7 – Telling
Op 20 mei 2014 heeft de BWF als test een nieuwe telling geïntroduceerd. Hiermee moet het spel attraktiever en sneller worden. De telling gaat dan tot 11 punten. Geen twee punten verschil meer, en maximaal 5 sets. Degene die drie sets heeft gewonnen is de winnaar. Dit betekend ook dat als er drie sets achter elkaar gewonnen worden, de winnaar bekend is, en het spel kan stoppen. Lees hier het persbericht. Bij de KIS hebben we deze telling een aantal keren uitgeprobeerd en het spel wordt inderdaad sneller en spannender. Een aanrader dus! Meestal wordt een proef omgezet in definitief beleid. Daarop is het momenteel afwachten. Waarschijnlijk per 2015 of 2016.
Spelregel 8
Wisselen van speelhelft
1. Spelers moeten van speelhelft wisselen:
1. na afloop van de eerste game;
2. na afloop van de tweede game indien er een derde game moet worden gespeeld;
3. in de derde game zodra één van de partijen 11 punten heeft gescoord.
2. Indien niet op de in spelregel 8.1 aangegeven wijze van speelhelft is gewisseld, moet dit alsnog gebeuren zodra de vergissing is opgemerkt en de shuttle niet in spel is. De dan bereikte stand blijft gehandhaafd.
Spelregel 9
Service
1. Bij een correcte service:
1. mag geen van de partijen het slaan van de service onnodig vertragen zodra serveerder en ontvanger gereed zijn. Elke vorm van vertraging bij het beginnen van de service (zie spelregel 9.2) nadat de achterwaartse beweging van het racketblad van de serveerder is afgerond dient als een onnodige vertraging te worden beschouwd;
Spelregel 10
Enkelspel
1. Serveervakken
Tijdens een rally wordt de shuttle beurtelings door de serveerder en de ontvanger geslagen vanaf elke willekeurige positie aan de eigen zijde van het net totdat de shuttle niet langer in spel is (zie spelregel 15).
De serveerder serveert dan opnieuw vanuit het andere serveervak.
2. Als de ontvanger een rally wint (zie spelregel 7.3), scoort de ontvanger een punt. De ontvanger wordt dan de nieuwe serveerder.
Spelregel 11
Dubbelspel
1. Serveervakken
1. Een speler van de serverende partij serveert vanuit het rechter serveervak, als zijn partij geen punten of een even aantal punten heeft gescoord in de game. Een speler van de serverende partij serveert vanuit het rechter serveervak, als zijn partij geen punten of een even aantal punten heeft gescoord in de game.
2. Een speler van de serverende partij serveert vanuit het linker serveervak, als zijn partij een oneven aantal punten heeft gescoord in de game. Een speler van de serverende partij serveert vanuit het linker serveervak, als zijn partij een oneven aantal punten heeft gescoord in de game.
3. De speler van de ontvangende partij die het laatst heeft geserveerd ontvangt in het vak van waaruit hij het laatst heeft geserveerd. Op de partners is het omgekeerde van toepassing. De speler van de ontvangende partij die het laatst heeft geserveerd ontvangt in het vak van waaruit hij het laatst heeft geserveerd. Op de partners is het
omgekeerde van toepassing.
4. De speler van de ontvangende partij die in het diagonaal tegenover de serveerder liggende serveervak staat is de ontvanger. De speler van de ontvangende partij die in het diagonaal tegenover de serveerder liggende serveervak staat is de ontvanger
5. De spelers wisselen niet van serveervak totdat zij een punt scoren tijdens hun eigen servicebeurt. De spelers wisselen niet van serveervak totdat zij een punt scoren tijdens hun eigen servicebeurt
6.In elke servicebeurt is aantal punten van de serverende partij bepalend voor het vak van waaruit de service moet worden geslagen, behalve in gevallen waarin spelregel 12 van toepassing is. In elke servicebeurt is aantal punten van de serverende partij bepalend voor het vak van waaruit de service moet worden geslagen, behalve in gevallen waarin spelregel 12 van toepassing is.
Nadat de service is teruggeslagen, wordt de shuttle tijdens een rally beurtelings door één van de spelers van
de serverende partij en één van de spelers van de ontvangende partij geslagen vanaf elke willekeurige positie aan de eigen zijde van het net totdat de shuttle niet langer in spel is (zie spelregel 15).
In elke game vervalt het recht van serveren achtereenvolgens:
1. van de eerste serveerder die de game vanuit het rechter serveervak is begonnen,
2. aan de partner van de eerste ontvanger, waarbij de service vanuit het linker serveervak moet worden geslagen;
3. dan aan de partner van de eerste serveerder;
4. dan aan de eerste ontvanger;
5. dan weer aan de eerste serveerder enzovoorts.
Spelregel 12
Opstellingsvergissingen
1. Een speler maakt een opstellingsvergissing als hij:
1. voor zijn beurt heeft geserveerd of ontvangen;
2. vanuit het verkeerde serveervak heeft geserveerd of in het verkeerde serveervak heeft ontvangen;
2. Wanneer een opstellingsvergissing wordt ontdekt moet deze worden gecorrigeerd waarbij de bereikte stand gehandhaafd blijft.
Spelregel 13
Fouten
Het is een fout:
1. als de service niet goed wordt uitgevoerd (zie spelregel 9.1 );
2. als bij het serveren de shuttle:
1. op het net terechtkomt en daarop blijft steken;
2. na over het net te zijn gegaan daarin blijft steken;
3. wordt teruggeslagen door de partner van de ontvanger;
fout wanneer de shuttle in één slag zowel met het blad als met de bespanning wordt geraakt;
9. achtereenvolgens door een speler en diens partner wordt geslagen;
10. het racket van een speler raakt en zijn vlucht niet vervolgt in de richting van de speelhelft van de tegenstander;
Spelregel 14
Let
1. Een let moet worden gegeven door de scheidsrechter of, indien zonder scheidsrechter wordt gespeeld, door een speler om het spel te onderbreken.
Spelregel 15
Shuttle niet in spel
Een shuttle is niet in spel als:
Spelregel 16
Ononderbroken spel, wangedrag en straffen
1. Er moet ononderbroken worden gespeeld vanaf de eerste service totdat de partij is afgelopen, behalve in de in spelregel 16.2 en 16.3 genoemde gevallen en de hieronder toegevoegde spelregels 16.9 en 16.10.
2. Pauzes
De volgende pauzes zijn toegestaan in alle partijen:
1. een pauze van maximaal 60 seconden tijdens de game zodra één van de partijen 11 punten hebben gescoord;
2. een pauze van maximaal 120 seconden tussen de eerste en de tweede game en tussen de tweede en derde game.
(Bij partijen op televisie kan de Referee vóór de partij beslissen dat pauzes zoals in spelregel 16. 2 verplicht zijn en een vaste tijdsduur hebben).
3. Onderbreking van het spel
1. Wanneer omstandigheden buiten de macht van de spelers dit noodzakelijk maken, kan de scheidsrechter het spel zolang onderbreken als hij noodzakelijk acht.
2. Onder speciale omstandigheden kan de Referee de scheidsrechter opdragen het spel te onderbreken.
3. Als het spel wordt onderbroken, blijft de stand van dat moment gehandhaafd en moet het spel bij die stand worden hervat.
4. Vertragen van het spel
1. Onder geen voorwaarde mag het spel worden opgehouden teneinde een speler in staat te stellen zijn krachten te herstellen of op adem te komen of aanwijzingen te ontvangen.
2. De scheidsrechter is de enige die beslist of er sprake is van vertragen van het spel.
5. Coachen en het verlaten van de baan
1. Een speler mag tijdens een partij alleen aanwijzingen ontvangen wanneer de shuttle niet in spel is . (Spelregel 15).
2. Een speler mag tijdens een partij de baan niet verlaten zonder toestemming van de scheidsrechter, behalve tijdens de pauzes genoemd in spelregel 16.2.
6. Het is een speler niet toegestaan:
1. opzettelijk een vertraging of onderbreking in het spel te veroorzaken;
2. opzettelijk de shuttle te veranderen of te beschadigen teneinde de snelheid of de vlucht van de shuttle te beïnvloeden;
3. zich aanstootgevend te gedragen;
4. zich te misdragen op een wijze die niet anderszins in de Spelregels van Badminton is omschreven.
7. Afhandeling van overtredingen
1. De scheidsrechter moet een overtreding van spelregel 16.4, 16.5 of 16.6 als volgt bestraffen:
1. hij waarschuwt de partij in overtreding;
2. hij geeft de partij in overtreding een fout, indien deze al eerder werd
gewaarschuwd. Bij twee van dit soort fouten van dezelfde partij is er sprake van aanhoudende overtredingen;
2. in geval van een ernstige overtreding, aanhoudende overtredingen of bij overtreding van spelregel 16.2 geeft hij de partij in overtreding een fout en meldt het gebeurde onmiddellijk aan de Referee, die gerechtigd is de partij in overtreding voor de partij te diskwalificeren.
Spelregel 17
Wedstrijdfunctionarissen en beroep
1. de Referee heeft de algehele controle over het toernooi of evenement waarvan een partij deel uit maakt.
2. De scheidsrechter, indien deze is aangesteld. heeft de controle over de partij, de baan en de onmiddellijke omgeving daarvan. De scheidsrechter is verantwoording schuldig aan de Referee.
3.De servicerechter moet de door de serveerder gemaakte servicefouten aangeven als
deze zich voordoen (spelregel 9.1).
4. Een lijnrechter moet aangeven of een shuttle “in” of “uit” valt voor de Lijn(en) waarvoor hij is aangesteld.
5. De beslissing van een wedstrijdfunctionaris is bindend voor alle feitelijke beslissingen waarvoor de functionaris verantwoordelijk is, behalve dat, wanneer naar de mening van de scheidsrechter, er geen gerede twijfel bestaat dat de lijnrechter duidelijk een onjuiste beslissing heeft genomen, de scheidsrechter deze beslissing moet corrigeren.
6. Een scheidsrechter moet:
1. zorgen voor de juiste toepassing van de spelregels en in het bijzonder een fout of let geven in voorkomende gevallen;
2. een beslissing nemen bij ieder protest over een geschilpunt, mits wordt geappelleerd voordat de volgende service is geslagen;
3. erop toezien dat spelers en toeschouwers op de hoogte blijven van het verloop van de partij;
4. in overleg met de Referee lijnrechters of een servicerechter aanstellen of vervangen;
5. zorg dragen voor de uitvoering van de taken van andere wedstrijdfunctionarissen indien deze niet zijn aangesteld;
6. indien een aangestelde functionaris het uitzicht wordt belemmerd, diens taak overnemen of een let laten spelen;
7. alles wat tijdens een partij betrekking heeft op spelregel 16 vastleggen en melden aan de Referee;
8. een beroep tegen zijn interpretatie van de spelregels aan de Referee voorleggen. (Een dergelijk beroep is alleen mogelijk voordat de volgende service is geslagen, of bij het einde van een partij, voordat de in beroep gaande partij de baan heeft verlaten.)
Spelregel 18
Beperking van bewegingsvrijheid
Spelregel 19
Uitrusting van de rolstoel
Deze website is gemaakt door
Webhosting, ontwikkeling en beeldverwerking.
Onderdeel van